Inleiding
Deze perspectiefnota is de laatste van het huidige college. Afhankelijk van de snelheid van het proces van collegevorming brengt een nieuw college volgend jaar de meerjarenbeleidsvisie uit. Maakt dit de Perspectiefnota 2022-2025 bijzonder? Nee, gezien de continuïteit van beleid doen zich normaal gesproken geen trendbreuken voor. Langs een drietal lijnen verkennen we onze financiële positie: Centraal Planbureau, het Rijk en Ede. Een verkenning die gezien de (corona)omstandigheden net iets anders is dan anders. Het is niet alleen de ‘terugval’ op vele terreinen die een rol speelt, maar ook de mate en snelheid van herstel. In hoofdstuk 3 heeft u al het nodige kunnen lezen over de Edese Herstelagenda.
Centraal Planbureau
Het Centraal Planbureau (CPB) werkt met scenario’s die onder invloed van de omstandigheden een meer dan gemiddelde beperkte houdbaarheid hebben.
In algemene zin is de vraag: treedt volledig herstel op of wordt voor langere tijd teruggevallen naar een aanzienlijk lager niveau van economische groei, werkgelegenheid, koopkracht e.d.
De te verwachten niveaus zijn medebepalend voor het door het nieuwe kabinet te voeren begrotingsbeleid.
Het CPB heeft samen met het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) aan de kabinetsinformateur de volgende aandachtspunten meegegeven:
- Vanuit het perspectief van de kwaliteit van de leefomgeving vraagt de voortgang van het klimaatbeleid, de aanpak van de stikstofcrisis en de bestrijding van het woningtekort het meest dringend aandacht. Alle drie de vraagstukken zijn voorwaardelijk voor toekomstbestendig herstel. Het PBL heeft in dat verband een aantal concrete suggesties gedaan: investeren in een verduurzaming van de infrastructuur, in gebiedsspecifieke stikstof- en natuurmaatregelen en in publieke voorzieningen voor een volgende duurzame fase van verstedelijking.
- De keuzes op het gebied van budgettair, fiscaal en economisch beleid moeten worden gewogen vanuit het perspectief van brede welvaart, adviseert CPB. Daarbij is het advies om de begroting niet structureel extra te belasten, met het oog op de onzekerheid over de langetermijngevolgen van de coronacrisis en om te voorkomen dat de lasten worden verschoven naar toekomstige generaties. Voor de korte termijn is het belangrijk dat het huidige steunbeleid zo snel mogelijk plaatsmaakt voor herstelbeleid, waaronder gerichte kwijtschelding van schulden van levensvatbare bedrijven.
- Voor sociaal herstelbeleid is het noodzakelijk verbinding te maken met de grote opgaven die er al lagen in de samenleving. Het SCP noemt de kwaliteit van onderwijs, zoals het terugdringen van kansenongelijkheid en investeren van personeel; de toegankelijkheid en beschikbaarheid van zorg in het sociaal domein; en, kansen voor kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt en de kwaliteit van werk. Daarbij is een realistisch beeld nodig over wat burgers kunnen en willen doen in hun dagelijks leven. Dat draagt bij aan sociale cohesie en vertrouwen.
Het Rijk
In nog geen jaar tijd zijn alle optimistische economische en budgettaire vooruitzichten volledig omgeslagen. Vanuit ‘kiezen in overvloed’ is de situatie drastisch veranderd naar ‘keuzes maken in tijden van onzekerheid en budgettaire krapte’. Het begrotingsbeleid van een volgend kabinet zal binnen een economische en maatschappelijke context hier rekening mee moeten houden.
Naar verwachting zal het Rijk op de korte termijn haar crisisbeleid voortzetten, waarbij ondersteuning wordt gegeven aan onder meer de economie. Op het moment dat sprake is van een voorzichtig herstel kan deze ondersteuning worden afgebouwd. In eerste instantie betekent dit, dat zolang er sprake is van laagconjunctuur weinig tot geen bezuinigingen of lastenverzwaringen worden doorgevoerd om bijvoorbeeld het EMU-saldo te verbeteren en de staatsschuld af te bouwen.
Tegelijkertijd zal het Rijk niet op haar handen gaan zitten. Deze crisis heeft ook inzicht gegeven in de (beperkte) schokbestendigheid van bedrijven en burgers. Het is goed denkbaar dat juist hierdoor meer visie en draagvlak aanwezig is om belangrijke structuurversterkende hervormingen door te voeren. Gericht op het wegnemen van economische kwetsbaarheden en vergroting van de schokbestendigheid. Enigszins vergelijkbaar met onze eigen discussie over ‘wendbaarheid en weerbaarheid’.
Wat kan dit betekenen voor de financiële verhouding (algemene uitkering) tussen Rijk en gemeenten?
Voor gemeenten staat veel op het spel, waarvan de bestuurlijke onrust van de afgelopen periode over de verslechterende financiële positie van gemeenten een signaal is geweest. Tegelijkertijd zien we dat het huidige kabinet de verantwoordelijkheid om te komen tot nieuwe afspraken bij het volgende kabinet neerlegt.
Onderwerpen waarover moet worden overlegd en ‘overeenstemming’ moet worden bereikt zijn:
- compensatie van de tekorten jeugdzorg;
- achterwege laten/schrappen van niet taakgebonden kortingen, zoals opschalingskorting;
- instapniveau accres 2022 na de freeze van 2020 en 2021;
- effecten herijking gemeentefonds;
- consequenties van terugdringen staatsschuld na corona gerelateerde groei.
Ede
Net als bij het Rijk is het nog te vroeg om de coronaschade op te nemen. In hoeverre is sprake van structurele schade voor burgers, bedrijfsleven, verenigingen en instellingen? Wat zijn de gevolgen voor binnenstad en dorpen?
Dankzij de opbrengsten precario en een groeiend accres is deze bestuursperiode ongeveer € 30 miljoen uitgetrokken voor nieuw beleid en knelpunten. Hiertegenover staat een bedrag van € 13 miljoen aan ombuigingen. Ook in de laatste programmabegroting zijn nog nieuwe dingen in gang gezet.
Tegelijkertijd is het meerjarenbeeld fragiel: incidentele ruimte en structurele krapte.
De perspectiefnota is het moment om aan te geven op basis van welke prioriteiten de gemeente straks de begroting wil inrichten. Onze gemeente groeit en wie zien de opgaven waar we voor staan urgenter en complexer worden. We anticiperen hierop en zijn ambitieus in wat we nastreven: we zetten stappen in de grote opgaven voor de toekomst en zorgen ervoor dat inwoners nu en straks prettig kunnen wonen en leven in Ede. Ondanks de moeilijke structurele financiële vooruitzichten neemt Ede zijn verantwoordelijkheid om samen met Rijk en provincie aan de slag te gaan met de hierboven genoemde opgaven, waarbij we kunnen beschikken over de reserve Cofinanciering Edese opgaven. Het is van belang om koers te houden en op stoom te blijven.
Financieel achten we dit verantwoord door enigszins vooruit te lopen op de besluitvorming van het kabinet over een aantal grote dossiers, waarvan in geval van Jeugdzorg in de uitspraak van arbitragecommissie al richting is gegeven.
Ede in financieel meerjarenperspectief
Als vertrekpunt voor het meerjarenperspectief geldt de vastgestelde Programmabegroting 2021-2024.
| bedragen x € 1.000 | ||||
---|---|---|---|---|---|
Omschrijving | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | 2025 |
Vertrekpunt: Saldo Programmabegroting 2021-2024 | 555 V | 450 V | 2.194 N | 2.032 N | 2.032 N |
Start perspectiefnota | 555 V | 450 V | 2.194 N | 2.032 N | 2.032 N |
Zoals in de inleiding al is aangegeven blijven we investeren in Ede. Aan de hand van het bestuursakkoord en de Mid Term Review zetten we in op een drietal categorieën:
- Een goede basis voor onze inwoners (‘Prettig wonen en leven in Ede nu en in de toekomst’)
- Het realiseren van ambities (‘Stappen zetten in de grote opgaven voor de toekomst’)
- Basis op orde intern (herstelacties die zorgen voor een gezonde organisatie en ‘Een financieel duurzaam perspectief’)
In hoofdstuk 5 treft u hiervan de voorstellen aan. Per saldo resulteert dit in gemiddeld zo’n € 3 miljoen aan intensiveringen.
bedragen x € 1.000 | |||||
Omschrijving | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | 2025 |
Een goede basis voor onze inwoners | 383 N | 1.787 N | 1.602 N | 1.627 N | 1.842 N |
Het realiseren van ambities | 1.734 N | 1.475 N | 1.118 N | 343 N | 314 N |
Basis op orde intern | 94 N | 877 N | 564 N | 594 N | 594 N |
Totaal aan voorstellen | 2.211 N | 4.139 N | 3.284 N | 2.564 N | 2.750 N |
Naast deze mutaties is de bekostiging van de jeugdzorg een bijzonder aandachtspunt. In de programmabegroting hebben we (deels) de tekorten in de jeugdzorg al zichtbaar gemaakt. Omdat het Rijk niet de door gemeenten gewenste duidelijkheid over de omvang van het macrobudget heeft gegeven, heeft de VNG arbitrage aangevraagd. Een arbitragecommissie heeft dit onderzoek verricht naar het structurele karakter van de middelen Jeugd en de daarbij benodigde omvang. In afwachting van de uitkomsten heeft het Rijk in maart 2021 een extra bijdrage van € 4 miljoen voor de jeugdzorg in 2021 verstrekt. In de Actualisatie (hoofdstuk 7) wordt dit bedrag aangewend voor temporiseringsnadelen en voor extra crisiscapaciteit.
Eind mei heeft deze commissie haar (overigens niet bindende, maar zwaarwegende) advies gepresenteerd. Hierin wordt een tekort van € 1,9 miljard gepresenteerd. Het Rijk heeft als reactie hierop over 2022 een extra bedrag van € 1,3 miljard toegezegd. Dit betekent voor Ede € 9 miljoen. Naast extra geld worden ook (inhoudelijke) maatregelen voorgesteld om het jeugdstelsel (financieel) houdbaar te krijgen. Hiervoor moeten gemeenten en Rijk samen een ontwikkelagenda opstellen. Voor de jaren 2023 en volgend gaan wij er van uit dat de tekorten worden gecompenseerd, al hebben we dit nog niet vertaald in bovengenoemde cijfers.
Resumerend leiden de verschillende mutaties tot het volgende meerjarenbeeld.
bedragen x € 1.000 | |||||
Omschrijving | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | 2025 |
Vertrekpunt voor perspectiefnota | 555 V | 450 V | 2.194 N | 2.032 N | 2.032 N |
Knelpunten en ambities (hoofdstuk 5) | 2.211 N | 4.139 N | 3.284 N | 2.564 N | 2.750 N |
Algemene uitkering (hoofdstuk 6.2) | 5.900 V | 9.200 V | 800 N | 500 N | 2.800 N |
Actualisatie (hoofdstuk 7) | 891 N | 3.077 N | 1.688 V | 82 N | 240 N |
Saldo Perspectiefnota 2022-2025 | 3.353 V | 2.434 V | 4.590 N | 5.178 N | 7.822 N |
Subtotaal mutaties | 2.798 V | 1.984 V | 2.396 N | 3.146 N | 5.790 N |
Vanwege de huidige context is het meerjarenperspectief nu negatief, maar we verwachten dat dit de komende periode ten positieve verandert als gevolg van keuzes van een nieuw kabinet. Onzeker is nog hoe en in welke mate een nieuw kabinet invulling gaat geven aan ambities. In de loop van de tijd komt meer duidelijkheid en daarmee ook een beter inzicht in (zo nodig) passende bijsturingsmaatregelen.
Het huidige beeld vertaalt zich als volgt in de algemene reserve.
bedragen x € 1.000 | |||||
Omschrijving | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | 2025 |
Stand 1 januari | 19.837 | 30.786 | 33.502 | 29.197 | 24.301 |
Resultaatbestemming jaar t-1 | 6.618 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Stand 1 januari (na resultaatbestemming) | 26.455 | 30.786 | 33.502 | 29.197 | 24.301 |
Doorwerking besluitvorming oude jaren tot en met 2020 | 5.289 | 1.482 | -842 | -3.115 | 0 |
Doorwerking Programmabegroting 2021-2024 | -3.756 | -750 | -1.067 | 1.365 | 0 |
Nwe jaarschijf Perspectiefnota 2022-2025 (beginsaldo ≠ 0) | 0 | 0 | 0 | 0 | -2.032 |
Doorwerking Perspectiefnota 2022-2025 | 2.798 | 1.984 | -2.396 | -3.146 | -5.790 |
Stand per 31 december voor resultaatbestemming | 30.786 | 33.502 | 29.197 | 24.301 | 16.479 |
De omvang van de algemene reserve is, zeker in de eerste jaren, hoger dan gebruikelijk. Wij vinden dit verantwoord gezien de in meerdere opzichten onzekere tijd. De maatschappelijke en economische gevolgen van corona zijn beperkt te overzien. Daarnaast vraagt de groei van Ede en de ambities, waaronder ambities grondbeleid (Kernhem-Noord) aandacht en inzet van middelen. Vanuit de kabinetsformatie wordt ook nog geen duidelijkheid geboden. Totdat een nieuw kabinet is gevormd, blijft voor gemeenten onzeker hoe de financiële uitkeringen vanuit het Rijk zich gaan ontwikkelen. Dit geldt deels voor de middelen voor jeugd (sociaal domein), maar ook voor andere grote opgaven zoals de versnelling van de woningbouw, de energie- en landbouwtransitie en natuurversterking. Het wordt steeds duidelijker dat extra geld nodig is om verdere stappen te kunnen maken.
Financiële positie
Drie begrippen staan centraal in de (beknopte) beschrijving van de financiële positie: structureel begrotingsevenwicht, weerbaarheid en wendbaarheid.
In het bepalen van structureel begrotingsevenwicht wordt gekeken naar 2022 (eerste jaarschijf) dan wel 2025 (laatste jaarschijf). Dankzij de extra middelen jeugd is 2022 sluitend, een situatie die we naar verwachting ook voor de andere jaren gaan realiseren. Het kenschetst de (financiële) situatie waarin de meeste gemeenten op dit moment verkeren. De uitdagingen die op tal van terreinen zich voordoen, het zorgdragen voor de bestaande voorzieningen en de noodzaak van een voldoende financiering vanuit het Rijk voor de taken die zijn overgedragen.
De weerbaarheid roept voor dit meerjarenperspectief ook geen vragen op, aangezien de weerstandsratio in 2025 1,4 bedraagt. In de tijd gezien loopt deze terug, doordat de extra middelen jeugd na 2022 nog niet verwerkt zijn.
Voor wat betreft de wendbaarheid is dit echter een ander verhaal. Hoewel we in Ede al vroegtijdig hebben ingezet op de transformatie in het sociaal domein, zien we binnen het totaal van de begroting dat de afgelopen jaren wel degelijk keuzes noodzakelijk zijn geweest. Wellicht minder drastisch en minder zichtbaar in vergelijking met andere gemeenten, maar we zien het wel degelijk knellen. Aan de ene kant zien we dat wanneer de noodzaak zich voordoet tot bezuinigingen, dit vrijwel meteen raakt aan het voorzieningenniveau. Van het spreekwoordelijke vet op de botten is geen sprake meer. Aan de andere kant zien we ons gesteld voor opgaven waarvoor de bestaande middelen tekortschieten. Opgaven die binnen afzienbare tijd op ons afkomen. Voorbeelden hiervan zijn de vervangingsopgave in de openbare ruimte, de schaalsprong van Ede, de uitdagingen op het gebied van onder meer sociale cohesie, wonen, duurzaamheid en onderwijshuisvesting. Richting de volgende collegeperiode zal ook meer duidelijkheid moeten ontstaan over zowel de financiële beheersbaarheid van onze begroting als de reikwijdte van de financiële rekstok.